Electrabel Green Projects Flanders nv (EGPF)

De zes Vlaamse financieringsverenigingen hadden samen met I.B.E.G. (ondertussen via de dochteronderneming Ventum&Green cv) 30% van de windmolenparkexploitant Electrabel Green Projects Flanders (EGPF) in bezit. De resterende 70% is in handen van Electrabel (en dochteronderneming Blomhof nv).

De rechtsvoorganger van EGPF, de cvba Wind Waterkracht Vlaanderen (WWV), werd opgericht in 1999 door de toenmalige Vlaamse gemengde energiedistributie-intercommunales om te voldoen aan de groene stroomproductieverplichtingen die ze toen als elektriciteitsleveranciers nog hadden.

Toen de Vlaamse gemengde distributienetbeheerders hun commerciële levering- en productieactiviteiten met ingang van 1 juli 2003 moesten stopzetten, waren ze ook gedwongen om zich uit de hernieuwbare productieactiviteit terug te trekken. In dat kader werd WWV als vennootschap grondig hervormd in 2002. De naam WWV veranderde in EGPF en er kwam een koerswijziging. Daarbij werd de initiële investeringspolitiek - kleinschalige waterkrachtcentrales - verlaten om te investeren in windmolenparken.

19

windturbines werkzaam

EGPF (samen met dochteronderneming EGPF WHH cvba) bouwde vanuit deze uitgangspunten geleidelijk een windmolenpark uit. Daarvoor haalde het middelen op bij zijn vennoten in 2004, 2006 en 2007. Toch bleef het productievermogen lange tijd stabiel op 40,66 MW, geproduceerd door 21 windturbines.

Met het oog op een grotere betrokkenheid van de financieringsverenigingen en de gemeenten waar de projecten gerealiseerd worden, werd eind 2011 de cvba EGPF WWE opgericht. Het vertrekpunt was dat EGPF 50% van het kapitaal van EGPF WWE onderschreef en vervolgens per project 35% door Electrabel werd onderschreven en 15% door de financieringsvereniging op wiens grondgebied het project gerealiseerd werd.

In 2013 werden in de schoot van EGPF WWE drie projecten gerealiseerd. In het werkingsgebied van Finiwo werden drie windturbines van elk 2,05 MW in dienst genomen in Lochristi-Zele, langs de E17. Daarnaast werden drie turbines gebouwd van opnieuw elk 2,05 MW in Sint-Gillis-Waas, langs de E34, in het werkingsgebied van Fingem. In Poperinge (werkingsgebied van Figga) gingen vier turbines van start, met een gezamenlijk vermogen van 8,2 MW.

Dankzij deze projecten kon EGPF na enkele jaren van status quo weer met een groei van de productiecapaciteit aansluiten. Samen met dochters WWE en WHH beschikte de EGPF-groep eind 2014 over 31 windturbines.

Op 26 september 2017 fuseerde EGPF met dochteronderneming WHH, op 19 december 2017 met dochteronderneming WWE. In juli 2017 werd de exploitatie van de oudste windmolen, gelegen in Bobbejaanland, stopgezet. De turbine werd ontmanteld en verkocht.

In januari 2019 werd een turbine op de BASF-site ontmanteld door de uitbreiding van de productie-installaties. Daarnaast werden in augustus 2019 de zes turbines in Hoogstraten afgebroken, elk met een tiphoogte van 118 meter en een vermogen van 2 MW. Dit om plaats te maken voor zes nieuwe turbines, eigendom van Engie en Conquest, met een tiphoogte van 210 meter en een vermogen van bijna 4 MW elk. De afgebroken windturbines kregen een tweede leven en werden elders opnieuw geïnstalleerd door hun nieuwe eigenaar.

In 2020 werd opnieuw een turbine op de BASF-site ontmanteld. Dit omwille van de heraanleg van de toegang tot de site. Daarnaast werd een turbine afgebroken in Lanaken, omdat de herstellingskosten te hoog bleken om nog rendabel te zijn.

In 2021 werden de twee turbines van elk 2 MW in Wondelgem (Gent) ontmanteld. In de loop van 2022 werden ze vervangen door twee turbines van elk 4,2 MW via Wind4Flanders.

Volgende windparken zijn begin 2024 werkzaam:

Aandeelhoudersstructuur:

In 2023 (over het boekjaar 2022) werd 2,50 euro per aandeel EGPF toegekend aan de vennoten t.o.v. 3,30 euro per aandeel EGPF in 2022 (over het boekjaar 2021). Voor Zefier betekent dit 310.785,00 euro t.o.v. 410.236,20 euro vorig jaar.

De effectieve uitbetaling van het dividend voor 2023 is pas voorzien in mei 2024.

Na de verrekening van de debet- en creditintresten, de intresten op de achtergestelde leningen en de werkingskosten, bedraagt het resultaat van deze rekeningsector 253.837,88 euro t.o.v. 382.087,31 euro vorig jaar.